klik op de foto's voor volledig zicht. Met dank aan Luc Van Driessche voor de foto's.
1N - HEILIG-HART VAN MARIA
Heilig hart van Maria - onderaan de wapens van de donatoren: August Frederic de Clerque Wissocq en Maria Helena Pieters
Het Aartsbroederschap van het Allerheiligste en Onbevlekt Hart van Maria, ontstond in 1838. In dat jaar breidde paus Gregorius XVI het Broederschap van het Heilig Hart van Maria, dat door de pastoor van de parochie van Notre-Dame des Victoires in Parijs opgericht was, uit tot een wereldwijd Aartsbroederschap, waar plaatselijke Broederschappen uit de hele katholieke wereld zich bij zouden kunnen aansluiten.
De devotie tot het Heilig Hart kende een grote heropbloei in de negentiende eeuw, gestimuleerd door verschillende pauselijke encyclieken. Pius IX, schreef in 1856 de viering van dat feest voor de hele kerk voor. De devotie benadrukte Gods grenzeloze liefde voor de mensen. Volgens negentiende-eeuwse opvattingen zou Christus door zijn goddelijk hart en zijn ultieme offer de mensheid hebben gered. Vrijwel gelijktijdig ontstond ook de devotie tot het Heilig Hart van Maria. De jezuïeten hadden een wervende rol in die Heilig-Hartdevotie: eerst met het Apostolaat van het Gebed, nadien met de Xaverianenbonden en de Heilig-Hartbonden.
2N - JOZEF VAN NAZARETH
Jozef van Nazareth - onderaan de wapens van de donatoren: August Frederic de Clerque Wissocq en Maria Helena Pieters
De heilige Jozef was volgens de evangeliën Mattheus en Marcus timmerman in Nazareth,. Hij was de echtgenoot van Maria en de pleegvader van Jezus. In het eerste hoofdstuk van het evangelie volgens Mattheus kun je lezen: "De herkomst van Jezus Christus was deze. Zijn moeder Maria was verloofd met Jozef, en voordat ze bij elkaar gingen wonen, bleek zij zwanger te zijn van de heilige Geest. Jozef, haar man, was een rechtvaardige. Omdat hij haar niet in opspraak wilde brengen, kwam hij op de gedachte om in stilte van haar te scheiden. Terwijl hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer, die zei: 'Jozef, zoon van David, wees niet bang uw vrouw Maria bij u te nemen, want wat bij haar tot leven is gewekt, is van de heilige Geest.' ( ... ) Toen Jozef uit zijn slaap wakker werd, deed hij zoals de engel van de Heer hem had opgedragen. Hij nam zijn vrouw bij zich en hij had geen gemeenschap met haar voordat zij een zoon baarde. Hij gaf Hem de naam Jezus."
Lucas en Mattheus zijn het niet eens over de afkomst van de Heilige Jozef. Beide schrijvers geven echter wel aan dat hij een zoon van David, koning van Israël was. En ook de engel die in zijn droom verschijnt, noemt Jozef "zoon van David". Hij was echter niet bemiddeld, want wanneer Jozef en Maria, Jezus meenemen naar de tempel kan hij geen lam maar slechts een koppel duiven offeren.
Volgens veel historici is het aannemelijk dat Jozef overleed voordat Jezus zijn openbare leven aanving. Jozef komt immer niet voor in Jezus publieke leven, bij zijn dood en verrijzenis.
Patronage: Boven alles is Jozef de patroon van de Rooms Katholieke Kerk. Verder is Jozef patroonheilige van: (pleeg)kinderen en de jeugd, wezen, echtparen, opvoeders en christelijke gezinnen. Timmerlieden, meubelmakers en natuurlijk de arbeiders en zij die tegen het communisme vechten. Voor begrafenisondernemers, stervenden en voor een zalige dood. Hij wordt aangeroepen bij hopeloze zaken, bij twijfel, verleiding of andere moeilijke zaken en bij oogaandoeningen. Vanwege de vlucht naar Egypte ook tegen woningnood (overnachting in de stal) of voor woningzoekenden, asielzoekers en reizigers. Een flink aantal landen hebben Jozef als landspatroonheilige: België, Korea, Peru, Oostenrijk, Canada, Mexico en Vietnam. Maar ook een aantal steden en streken als Florence, Turijn en het eiland Sicilië.
Attribuut: Vaak is Jozef te zien in ambachtskleding met gereedschap (hamer, werkbank, winkelhaak, zaag, e.d.), of met een mantel, sandalen en Jezus op zijn arm. Hij is vaak een oudere man met baard en een kalend hoofd, met een witte lelie of een bloeiende staf in zijn hand (vanwege de legende). Soms ook met twee duiven conform de evangelietekst uit Mattheus of als voedstervader wordt hij afgebeeld met het kind Jezus aan zijn hand, of knielt er voor neer.
1.0 - DE TRANSFIGURATIE VAN CHRISTUS
De transfiguratie van Christus, bewierookt door twee engelen. Links en rechts Mozes en Elai, onderaan Petrus, Johannes en Jacobus. Bovenaan God-de-Vader. Inscriptie verwijzende naar het SO-jarig priesterjubileum van pastoor Jan-Baptist De Vreese in 1975.
De transfiguratie is de gedaanteverandering van Christus op de berg Tabor. In Mattheüs 17:2 staat geschreven dat het gezicht van Christus straalde als de zon en zijn kleren het wit van het licht werden.
Zowel bij Mattheus, Marcus als Lucas komt de transfiguratie van Christus aan bod. De drie verhalen komen vrijwel geheel overeen. Jezus nam drie van zijn leerlingen mee een berg op en veranderde daar in een hemelse gestalte. Ook verschenen de profeten Mozes en Elia. De leerlingen zagen hoe zij met Jezus spraken. Na de verschijning kwam er een wolk over hen heen. Daaruit klonk volgens de evangelist een stem die riep: "Dit is mijn geliefde Zoon; luister naar Hem". Toen ze rondkeken, zagen ze ineens niemand meer, alleen Jezus was bij hen. Terwijl ze van de berg afdaalden, bezwoer Jezus hun niemand te vertellen wat ze gezien hadden voordat Hij uit de doden zou zijn opgestaan. De locatie van de Transfiguratie wordt in de drie evangeliën niet genoemd. Een christelijke overlevering heeft de 'hoge berg' waarvan sprake is, geïdentificeerd als de berg Tabor. Deze 588 meter hoge berg ligt in Laag-Galilea
aan de rand van de Vlakte van Jizreël. Bovenop ligt een kerk van de Franciscaanse Custodie van het Heilig Land.
De oudste versie van deze gebeurtenis is van de hand van Marcus en luidt: "Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee een hoge berg op, waar Hij met hen alleen was. Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, en zijn kleren werden schitterend wit, zoals geen bleker op aarde ze maken kan. Elia verscheen hun samen met Mozes, in gesprek met Jezus. Petrus zei daarop tegen Jezus: 'Rabbi, het is maar goed dat wij hier zijn; laten wij drie hutten maken, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een.' Want hij wist niet wat hij moest zeggen; zo vol ontzag waren ze."
Volgens de traditie wilde God met de Transfiguratie de apostelen voorbereiden op Jezus' kruisdood en verrijzenis. De verschijning van Mozes en Elia onderstreept Jezus' bekrachtiging en vernieuwing van de Wet (Tora) en de Profeten (Nebiim), de twee hoofdbestanddelen van de Joodse Heilig Schrift.
In de Katholieke Kerk wordt jaarlijks het feest van de Transfiguratie gevierd op 6 augustus.
lZ - HEILIGE AUGUSTINUS
Heilig Augustinus - onderaan de wapens van de donatoren: August Frederic de Clerque Wissocq en Maria Helena Pieters
De Heilige Augustinus leefde van 354 tot 430. Augustinus werd geboren in de provinciestad Thagaste, in de toenmalige gekerstende West-Romeinse provincie, Africa.! Hij werd geboren in het provinciestadje Thagaste (het tegenwoordige Souk-Ahras).
Zijn ouders waren onbemiddeld maar zagen de kans hem een goede opvoeding van die tijd te geven. Augustinus genoot lager en voorbereidend hoger onderwijs in Thagaste en Madaura. Na de vroege dood van zijn vader liet zijn moeder hem verder studeren. Na kennismaking met het werk van de Romeinse filosoof Cicero besloot hij filosofie te gaan studeren op zoek naar de waarheid, met name over een zuiver Godsbegrip in relatie tot de oorsprong van het kwaad. Aanvankelijk meende hij deze waarheid te vinden in het Manicheïsme.
In 375, op 21-jarige leeftijd, werd hij leraar in zijn geboorteplaats en het jaar daarop vestigde hij zich in Carthago als leraar in de retorica. Vanaf 376 was Augustinus gedurende tien jaar lid van de 'kerkelijke' gemeente van de Manicheërs.
Vermoedelijk in 383 verhuisde hij naar Rome, waarna hij in 384 tot hoogleraar retorica aan de universiteit van Milaan werd benoemd. Onder invloed van Ambrosius keerde hij zich af van het Manicheïsme. In het neo-platonisme, met name bij Plotinus vond hij een beter antwoord op de vraag "waar komt het Kwaad vandaan?" Het Kwaad was, zo zag Augustinus het toen, een beroving van het goede; geen op zichzelf staande entiteit, maar de verkeerdheid van de menselijke wil die zich van God heeft afgewend. Op basis van dit inzicht besloot Augustinus zich tot het christendom te bekeren.
In 386 bekeerde hij zich tot het christendom en werd met Pasen in 387 door Ambrosius, de bisschop van Milaan, gedoopt. Hierna keerde hij terug naar zijn geboorteplaats in Africa, tijdens welke reis zijn moeder in Ostia overleed. Na zich in Thagaste een paar jaar met bijbelstudie te hebben beziggehouden, werd Augustinus in 391 tot priester en vier jaar later tot medebisschop gewijd. Van 396 tot zijn dood in 430 was hij bisschop van de Kerk van Hippo Regius. Als bisschop stichtte hij een leefgemeenschap voor clerici. Voor hen schreef hij Praeceptum. Deze Regel van Augustinus vormt nog altijd de basis voor kloosterordes van de mannelijke en vrouwelijke tak van de Reguliere Kanunniken, de Augustijnen, de
Norbertijnen, de Dominicanen en de Kruisheren.
Augustinus stierf in 430 tijdens het beleg van en vlak voor de inname van Hippo door de Vandalen. Volgens de overlevering moedigde hij de bewoners van Hippo aan om zich te verzetten tegen de Vandalen, vooral omdat de Vandalen een Ariaanse variant van het christendom aanhingen, die Augustinus als ketters beschouwde.
2Z - JOHANNES DE DOPER
Johannes de Doper - onderaan de wapens van de donatoren: August Frederic de Clerque Wissocq en Maria Helena Pieters
Johannes de Doper wordt beschouwd als de laatste oudtestamentische profeet die net als Jesaja en Jeremia de komst van de Messias aankondigde. Hij deed sterk denken aan Elia, de profeet met het haren kleed die het volk opriep zich te bekeren tot God. In het boek Maleachi staat een profetie waarin Jahweh zegt dat Hij voorafgaande aan de Dag van het Oordeel de profeet Elia zal sturen. Men bedoelde echter niet dat Johannes een reïncarnatie van Elia was, maar dat hij 'in de geest en de kracht van Elia' voor de Messias was uitgegaan (Zie: Mt 11:10-15).
Johannes was volgens het evangelie van Lucas de zoon van de priester Zacharias en Elisabet, de nicht van Jezus' moeder Maria. De naam Johannes is de Griekse vorm van het Hebreeuwse Johanan, dat 'Jahweh is genadig' betekent. Hoewel Elisabeth niet meer vruchtbaar was, zou zij op last van God toch een kind krijgen. Dat werd haar beloofd door de aartsengel Gabriël. Deze was aan Zacharias verschenen terwijl hij een reukoffer bracht in de tempel van Jeruzalem. Zoals voorspeld werd Elisabet zwanger en baarde haar zoon.
Johannes groeide op 'en de Geest beheerste hem meer en meer. Hij verbleef in de woestijn tot de dag, waarop hij zich aan Israël in het openbaar vertoonde' (Lc 1: 80). Vaak wordt gedacht dat Johannes een Nazireëer was, een Israëliet die bijzondere geloften aan Jahweh had afgelegd.
Johannes woonde in de woestijn van Juda. Hij trad op als boeteprediker. Door zijn prediking vergaarde hij een groep discipelen, onder wie enkelen die later door Jezus als Apostel werden aangesteld. Hij had een verwilderd uiterlijk en droeg een kleed van kamelenhaar. Johannes werd De Doper genoemd omdat hij zondaars wees op het Laatste Oordeel en hen een uitweg bood door zich te laten reinigen in het water van de rivier de Jordaan. Ook Jezus liet zich door Johannes dopen. Daarmee verklaarde Christus zich solidair met allen die verlossing nodig hebben. Bij dit doopsel, zo vertellen de evangelisten, openbaarde God de Vader zich en zei Hij dat Jezus zijn Zoon was. Nadat Jezus zich door Johannes had laten dopen, begon Hij zijn missie. Daarmee was het werk van Johannes eigenlijk overbodig geworden. Toch schijnt hij
dat niet meteen begrepen te hebben, omdat hij nog een tijd lang doorging met het toedienen van zijn doopsel. Ook velen van zijn discipelen hadden niet meteen door dat de missie van Johannes ten einde was, omdat zij hem als hun meester bleven gehoorzamen.
Johannes werd gearresteerd op last van koning Herodes Antipas. Volgens het Nieuwe Testament sprak Johannes de Doper in het openbaar zijn afkeuring uit over het huwelijk van Antipas en Herodias. Voor Antipas was dit reden Herodes gevangen te nemen en Herodias haatte Johannes vanwege zijn terechtwijzing. Antipas hielt op zekere dag een feest, waar Herodias' dochter Salomé zo verleidelijk danste dat Antipas haar beloofde haar al wat zij vroeg te zullen geven. Op aandringen van Herodias vroeg Salomé om het hoofd van Johannes de Doper. Direct daarop werd Johannes onthoofd.
De Kerk vereert Johannes als een grote heilige. In de rooms-katholieke kerk wordt zijn geboorte op 24 juni als hoogfeest gevierd. Zijn marteldood wordt jaarlijks op 29 augustus herdacht. Deze gedachtenis gaat terug op de inwijdingsdag van de kerk die gebouwd werd boven Johannes' vermoedelijke graf in
Sebaste.
Afgebeeld: als asceet en boeteprediker, gehuld in kemel haren kleed. Draagt gewoonlijk hij een kruisstaf, waaraan een banderol met de woorden: Ecce Agnus Dei. Hij komt ook als jongeling of kind met het kruisvaantje voor. In de Duitse kunst draagt hij meestal een. discus voor de borst met de afbeelding van het Lam Gods.