Grote Plaats, 9280 Lebbeke
Geschiedenis en beschrijving van de O.-L.-Vrouw Geboortekerk Lebbeke
Het orgel in de Onze-Lieve-Vrouw Geboortekerk Lebbeke
Calvarie aan de Onze-Lieve-Vrouwkerk Lebbeke
De calvarie bevindt zich in oksel noordelijke buitengevel met transept. Twee gepolychromeerde beelden van Onze-Lieve-Vrouw en Johannes, maken deel uit van Calvariegroep maar wachten anno 2016 op een conservering. Ze zijn vervaardigd in lindehout in een Mechels atelier, daterend uit tweede kwart 17de eeuw, hoogte 95 cm.
Waarschijnlijk werd een eerste kalvarie verwoest tijdens de onlusten van 1579. De thans nog bestaande beelden werden mogelijks in de 17e eeuw in een zijkapel (het toenmalige nachtmiskoor, thans St.-Annakoor) geplaatst. Uit de kerkrekeningen kan men opmaken dat Antoon Faydherbe op 4 april 1650 een beeld van St.-Jan levert staende inde nachtmis coorde, samen met andere grafbeelden. Ook een zekere Mr. Augustijn Lockx van Aalst levert rond die tijd een beeld.
Deze St.-Jan gaat waarschijnlijk terug op een ouder voorbeeld. Vooral het bovengedeelte doet archaisch aan. De vrij ruw bewerkte rug schijnt er op te wijzen dat het beeld niet bestemd was om achteraan gezien te worden. Wegens de vele overschilderingen en de slechte staat van het tentoongestelde beeld is het echter vooralsnog onmogelijk een juiste toeschrijving voorop te stellen. In 1656 werd op het kerkhof een knekelplaats (her-?)opgericht. Boven de gemetste grafkelder werd een houten huisje opgetrokken dat enigermate werd versierd en beschilderd. In 1692 herbouwde men nogmaals ‘het huysken vande doodtshoofden’, ditmaal in witte steen, en ca 1728 werd het grondig hersteld. Rafael de Wever, beeldsnijder te Dendermonde, doet herstellingswerken aan ‘de belden gestelt op het carnekel huys’, terwijl Jan Baptist Desaer, eveneens van Dendermonde, deze beelden herschildert. Toen de Fransen in 1794 de gemeente binnenvielen braken zij het beenderhuis op het kerkhof af. Pas rond 1806 werd dit in zijn huidige toestand terug opgericht tegen de westkant van het St-Annakoor. Nadat een der beelden tijdens een stormwind in februari 1966 afwaaide werden zij door deken Omer Van den Bergh in de pastorij geborgen waar zij dringend op restauratie wachten.