De zomer staat voor de deur, en daarmee ook voor veel mensen een tijd waarin het leven in een andere versnelling gaat. Of je naar exotische plekken reist of gewoon thuis geniet van wat extra vrije tijd: volgens de dichter van Psalm 139 is God er altijd bij. Lees de psalm eens...

‘Een vreemdeling op aarde’. 
Ken je die uitdrukking? Er klinkt iets in door van het eeuwige heimwee dat je als christen kunt hebben naar Gods nieuwe wereld.

Als je er eenmaal oog voor krijgt, zie je dat de Bijbel bomvol verhalen zit van mensen die onderweg zijn. Soms omdat ze ervaren dat God hen daartoe oproept, zoals Abram of Filippus. Soms omdat ze een belofte achternagaan, zoals de Israëlieten tijdens hun tocht naar het beloofde land. Maar soms ook omdat hun eigen woonplaats onleefbaar is geworden, zoals bij Naomi, of omdat ze er hardhandig weg worden gejaagd, zoals de inwoners van Jeruzalem wanneer de Babyloniërs op de stoep staan.

‘Vreemdeling zijn’ en ‘vreemdelingen welkom heten’ trekt als een rode draad door de verhalen, wetten en profetieën van het Oude Testament. En het Nieuwe Testament voegt daar nog een dimensie aan toe: als volgelingen van Christus is ons thuis niet op aarde, maar vormen we allemaal samen een volk met een hemels paspoort.

 

HEER, U kent mij, U doorgrondt mij,
U weet het als ik zit of sta,
U doorziet van verre mijn gedachten.
Ga ik op weg of rust ik uit, U merkt het op,
met al mijn wegen bent U vertrouwd.
Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen,
hoe aan uw blikken ontkomen?

Psalm 139, 1-3

 

Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar aan,
lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar.
Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad,
al ging ik wonen voorbij de verste zee,
ook daar zou uw hand mij leiden,
zou uw rechterhand mij vasthouden.

Psalm 139, 8-10

vakantie